Ga naar "Wi-Fi-hotspot"
Druk op Alle applicaties.
Druk op Wi-Fi-hotspot.
Naam van wifi-hotspot invoeren
Druk in het veld onder Routernaam (SSID).
Toets de gewenste naam in.
Toets de gewenste naam in.
Kies veiligheidsinstellingen
Druk op het dropdownmenu onder Beveiliging.
Druk op de gewenste instelling.
Druk in het veld onder Wachtwoord (8-63 ACSII-tekens).
Toets het gewenste wachtwoord in.
Toets het gewenste wachtwoord in.
Wifi-hotspot inschakelen
Druk op het vakje naast Draagbare Wi-Fi-hotspot om de functie in te schakelen.
Als er in het vakje naast het menu-item een V wordt getoond, dan is de functie ingeschakeld.
Druk op OK.
Maak verbinding
Activeer wifi op het andere apparaat.
Zoek de lijst van beschikbare wifi-netwerken.
Kies je telefoon in de lijst.
Toets het wachtwoord in dat je hebt ingetoetst in stap 3 en maak vervolgens verbinding met de telefoon.
Als de verbinding gemaakt is, heb je toegang tot internet op het andere apparaat.
Zoek de lijst van beschikbare wifi-netwerken.
Kies je telefoon in de lijst.
Toets het wachtwoord in dat je hebt ingetoetst in stap 3 en maak vervolgens verbinding met de telefoon.
Als de verbinding gemaakt is, heb je toegang tot internet op het andere apparaat.

Afsluiten
Druk op de home-toets om af te sluiten en terug te keren naar de stand-bymodus.