Ga naar "Tethering en draagbare hotspot"
Druk op het icoontje voor Menu.
Druk op Instellingen.
Druk op Draadloos en netwerken.
Druk op Tethering en draagbare hotspot.
Wifi-hotspot inschakelen
Druk op Draagbare Wi-Fi-hotspot om de functie in te schakelen.
Als er in het vakje naast het menu-item een V wordt getoond, dan is de functie ingeschakeld.
Kies instellingen
Druk op Instellingen voor draagbare Wi-Fi-hotspot.
Druk op Wi-Fi-hotspot configureren.
Naam voor hotspot invoeren
Druk in het veld onder SSID van netwerk.
Toets de gewenste naam in.
Toets de gewenste naam in.
Kies veiligheidsinstellingen
Druk op het dropdownmenu onder Beveiliging.
Het wachtwoord moet bestaan uit ten minste acht tekens.
Druk op Open of WPA2 PSK.
Het wachtwoord moet bestaan uit ten minste acht tekens.
Als je WPA2 PSK hebt gekozen:
Het wachtwoord moet bestaan uit ten minste acht tekens.
Druk in het veld onder Wachtwoord en toets een wachtwoord van ten minste acht tekens in.
Het wachtwoord moet bestaan uit ten minste acht tekens.
Druk op Opslaan.
Het wachtwoord moet bestaan uit ten minste acht tekens.
Maak verbinding
Activeer wifi op het andere apparaat.
Zoek de lijst van beschikbare wifi-netwerken.
Kies je telefoon in de lijst.
Volg de aanwijzingen op het scherm om verbinding met de telefoon te maken.
Als de verbinding gemaakt is, heb je toegang tot internet op het andere apparaat.
Zoek de lijst van beschikbare wifi-netwerken.
Kies je telefoon in de lijst.
Volg de aanwijzingen op het scherm om verbinding met de telefoon te maken.
Als de verbinding gemaakt is, heb je toegang tot internet op het andere apparaat.

Afsluiten
Druk op de home-toets om af te sluiten en terug te keren naar de stand-bymodus.